Zaterdag 6 november 2010 gaf het Zeister Philharmonisch Orkest o.l.v. Ivo Meinen in de kerkzaal van de Evangelische Broedergemeenschap zijn jaarlijks najaarsconcert.
Dit keer had het concert een extra feestelijk karakter, want het Zeister Philharmonisch Orkest vierde zijn 60 jarig bestaan. Een respectabele leeftijd en een goede reden om een bijzonder programma samen te stellen.
Begonnen werd met een vijftal delen uit de twee suites die Edward Grieg schreef bij het Peer Gynt verhaal van Hendrik Ibsen. De delen werden opvallend mooi van klank uitgevoerd, waarbij vooral de strijkers opvielen.
Het volgende werk was op verzoek van het Zeister Philharmonisch Orkest gecomponeerd door de jonge Nederlandse componist Wijnand van Klaveren. Als inspiratiebron voor het vierdelige werk had hij het Jachtslot St.Hubertus genomen, met de delen Aankomst – Rondgang – Avond en Vrolijk afscheid. Waren er misschien luisteraars die angst hadden voor hedendaagse muziek, dan waren ze snel gerust gesteld. Het bleek mooie sonore muziek te zijn waarbij vooral de blazers en de orgel passages opvielen. Er was duidelijk hard aan gewerkt en het niet eenvoudige werk kreeg een voortreffelijke uitvoering. Langdurig applaus, waarop Ivo Meinen terecht de componist naar voren haalde. Ik denk dat hij zeer tevreden kan zijn over deze eerste uitvoering en hoop dat dit mooi klinkende werk nog meerdere keren gespeeld zal worden.
Na de pauze leek de zaal veranderd in een opera theater. De sfeer was er meteen al toen na een korte inleiding de bariton Willem de Vries uit Mozart’s “die Zauberflöte” de beroemde aria “der Vogelfänger bin ich ja” zong en daarna met de sopraan Francis van Broekhuizen uit dezelfde opera het duet tussen Papageno en Papagena.Wat een prachtige stemmen en wat een voordracht kunst! Maar we kregen nog meer. Eerst van Mascagni uit zijn opera “Cavaliera Rusticana” de aria “Voi lo sapete” en daarna uit “Faust” van Gounod die prachtige aria “Avant le quitter ces lieux”.
En dan tot slot drie werken van Franz Lehár. Eerst het bekende “Vilja-Lied” uit “die lustige Witwe” gevolgd door “O Vaterland” en “Lippen schweigen”. Alles werkelijk bijzonder mooi gezongen en ook goed begeleid. Het applaus nam geen einde, een toegift moest wel volgen, het werd een herhaling van het “Vilja-Lied” en op verzoek van de zangeres zong de hele zaal mee.
En zo eindigde dan dit gedenkwaardige en zeer geslaagde concert. Orkest en dirigent kunnen zeer tevreden zijn.
Jan Wittenberg